Cap de la Hague: een vergeten stukje wild natuurschoon

Marloes Blom

3 september 2022

Cap de la Hague

In het westen van Normandië strekt het schiereiland Cotentin zich uit richting de Engelse zuidkust en eindigt in Cap de la Hague, een vergeten stukje wild natuurschoon waar het heerlijk wandelen is over het eeuwenoude pad van douaniers en smokkelaars.


Op de westzijde van het puntje van het schiereiland wisselt het weer in een oogwenk.

Zowel de Normandische als de Bretonse kust hebben een brute schoonheid waar ik een grote bewonderaar van ben, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het schiereiland Cotentin, om precies te zijn de Cap de la Hague, niet meteen op mijn prioriteitenlijstje stond. Dat komt door de enigszins kwalijke reputatie van de nucleaire opwerkingsfabriek die er sinds de jaren zeventig staat.

Die centrale is er nog altijd, tot zover het minder goede nieuws. Maar dat het landschap zijn pure schoonheid, met authentieke dorpjes en van bouwhonger gevrijwaarde stranden kon behouden, is eigenlijk te danken aan de aanwezigheid van die nucleaire kolos. Want die heeft ervoor gezorgd dat het toerisme hier nooit echt voet aan de grond heeft gekregen. Tijd om de vooroordelen van me af te schudden en de schoonheid van de meest ongerepte uithoek van Normandië te ontdekken.   

Klein Ierland

Ik neem mijn intrek in Hôtel L’Erguillère, een gezellig familiepensionnetje, idyllisch gelegen op de top van een duin, met dromerig zicht op een staalblauwe zee. Aan de voet ligt Port Racine, dat als het kleinste haventje van Frankrijk geboekstaafd staat. Meteen de perfecte uitvalsbasis voor de verkenning van de kaap, die vanwege zijn ruige, ongeschonden natuur ook weleens klein Ierland wordt genoemd. De plek was dan ook niet voor niets geliefd bij schilders en poëten als Georges Millet en Jacques Prévert die er beiden hebben gewoond.

Onder een spinrag van touwen liggen in het minuscule haventje sloepen slagzij op de zeebodem, wachtend op het volgende hoogtij. Van hieruit loopt in oostelijke richting de wandelroute langs de baai van Quervière naar de kliffen van Landemer, het beginpunt van het langeafstandspad GR223, oftewel ‘le sentier des douaniers’. Voor mij lonkt de woestere westkant, die prat gaat op de hoogste klif van het Europese vasteland. Ik volg het kustpad dat langs weilanden met grazende koetjes en oude landerijen voert. Aangekomen bij de Phare du Cap Lévi, een vuurtoren op het uiterste puntje van de kaap, zie ik nóg een vuurtoren. De Phare de Goury rijst als een spitse fakkel uit zee op om in tij en ontij schepen weg te houden van de verraderlijke Raz Blanchard, een zes kilometer lange ondiepe onderwaterbarrage tussen het Franse vasteland en het Anglo-Normandische eilandje Aurigny, waarop in de loop der eeuwen menig schip te pletter sloeg.


Het wilde zomerse bloemenkleed langs het eeuwenoude douanierspad.
Cap de la Hague
Port Racine bij laagtij

Schilderpalet van planten

Voorbij de kaap slingert de Grande Randonnée 223 zich de hoogte in, naar de Baie d’Écalgrain. Ineens verandert het zacht glooiende landschap en het goed begaanbare wandelpad in een smal paadje gehold uit de steile heuvelflank. Ook de begroeiing is hier helemaal anders; de wuivende grashalmen, Roomse kamille en zongele boterbloempjes maken plaats voor een verwilderde oase van manshoge varens, stekelige distels, brem- en heideplanten die de heuvels inkleuren als een bont schilderpalet met dotten en vegen. Je hebt er niet veel verbeeldingskracht voor nodig om te bedenken dat dit eeuwenoude douanierspad de heimat was voor smokkelaars.

Ook de zon houdt het plots voor gezien en verdwijnt achter een opkomende mistbank vanuit zee. Het ruige, weidse landschap, getekend door de wind, wordt in een mysterieus waas gehuld en oogt een tikkeltje prehistorisch. Best toepasselijk want even verderop, aan de voet van de Nez de Jobourg, dat met zijn 128 meter tot de hoogste kliffen van het Europese vasteland behoort, ligt een diep, eeuwenoud grottenstelsel.


De kaap wist de authentieke schoonheid te bewaren met haar brute natuur, wilde bloemenpracht doorspekt met eeuwenoude boerderijen en typische stenen huisjes.

Subtropische plantenpracht

De volgende ochtend schijnt de zon weer met volle kracht. Dankzij de warme Golfstroom is de Cap de la Hague ’s winters nagenoeg vorstvrij. Net als op de nabijgelegen eilanden Jersey en Guernsey resulteert dat in een weelderige, haast mediterrane begroeiing.

Ik begeef me naar de botanische tuin van Vauville, aan de rand van het gelijknamige dorpje met zijn authentieke natuurstenen huizen, omzoomd door rijkelijk bloeiende hortensia’s. Le jardin de Vauville is een buitenbeentje. In 1948 aangelegd door botanist en parfumeur Eric Pellerin en opgevolgd door zijn zoon Guillaume die een grote koeienweide in de loop der jaren wisten te transformeren in een botanische parel vol subtropische plantenpracht afkomstig uit het zuidelijk halfrond. Bamboesoorten, palmen, Tasmaanse reuzenvarens, eucalyptus en bladbehoudende heesters filteren het felle zonlicht op magische wijze.

Niet alleen is de plantenkeuze bijzonder voor de locatie en wist Eric Pellerin de felle zeewinden met dichte begroeiing tegen te houden, hij was zijn tijd ver vooruit door de tuin op een ecologisch verantwoorde manier te ontwerpen, waarbij de originele topografie zo veel mogelijk behouden bleef. Naast de natuurlijke irrigatie door het beekje dat van oudsher het waterreservoir voor het vee voedde, liet de botanist met een buizenstel extra water aanvoeren van een bron hoger op de heuvel, zodat de watervoorziening van zowel de tuin als van het dorp niet in het gedrang zouden komen in periodes van droogte. Vandaag de dag is het kleinzoon Eric Pellerin junior die met passie en gedrevenheid ‘Le jardin du voyageur’ openstelt aan het publiek en het laat meegenieten van deze uitzonderlijke plek.


De exotische plantenpracht van le Jardin Botanique de Vauville.

Glooiende duinengordel

Tegen de avond volg ik vanuit het minuscule dorpje Biville-sur-Mer een kronkelige, holle landweg tot aan de rand van Les Dunes de Biville, een van de oudste duinenformaties van Europa met een uniek ecosysteem. Na een laatste bocht strekt de glooiende duinengordel zich kilometers breed voor me uit. Het zonlicht weerkaatst in de zee, pluizige grassen met witte zaadhoofden wuiven in de wind en strooien hun zachte glans uit over de zandheuvels. Groter kan het contrast met de onherbergzame natuur van de Baie d’Écalgrain niet zijn. Een smal duinpad leidt me naar het strand van Siouville. Ik nestel me tegen een duinrug en geniet van het kleurrijke schouwspel van de kitesurfers in zee, terwijl de zon langzaam ondergaat, als een laatste oranje groet.

Cap de la Hague
De weidse baai van Biville
Pluizige grassen op de duinen van Biville

Lees hier onze reistips voor Cap de la Hague.

CREDITS: TEKST & FOTOGRAFIE KAT DE BAERDEMAEKER

Meer mooie reizen

  • Meer dan duizend eilanden rijgen zich aaneen langs de kust van Kroatië, elk met zijn eigen sfeer. En dan die zee: blauwer dan blauw. Journalist Kat De Baerdemaeker stapte aan boord van een traditionele tweemaster en verkende een paar van die parels.
  • De mosselen in de Franse Camargue nemen het beste van de Rhône en van de Middellandse Zee tot zich. Daardoor worden ze groot en mals. Seasons bracht een bezoekje aan een uniek gebied waar een zuiver natuurproduct wordt gekweekt: des moules magnifiques.
  • Meestal zijn het schapen en koeien die aan het begin van de zomer naar de hogere bergweiden worden geleid, maar in de Franse Pyreneeën gebeurt dat ook met een bijzonder paardenras: de mérens-paarden. En deze keer mogen wij mee. Een pittige tocht voor mens en dier, maar onvergetelijk mooi – met mérens-paarden door de Pyreneeën.