Van mussen die samen badderen tot de specht die roffelt op de lantaarnpaal voor haar deur: Thea Seinen spot graag vogels. Gelukkig wordt ze op haar wenken bediend in haar tuin aan de rand van de stad én in haar tweede tuin, bij haar stacaravan in een waterrijk natuurgebied. In deze eerste aflevering: de halsbandparkiet.
Knap in z’n groene verenpak
In de strakblauwe lucht zoeft een formatie luid roepende halsbandparkieten voorbij. Mijn buuf zegt: “Hi T, daar heb je ze weer, die lawaaipapegaaien.” Ik laat het erbij en ga haar niet corrigeren dat het halsbandparkieten zijn. Al jaren zijn deze fladderaars ingeburgerd in onze wijk aan de rand van Amsterdam. Niet iedereen is blij met ze. De een vindt ze te lawaaiig en vogelexperts menen dat ze hier niet thuishoren omdat ze tot de exoten gerekend worden. Dat klopt, oorspronkelijk zijn ze afkomstig uit India en Centraal-Afrika. Deze halsbandparkieten zijn de nakomelingen van de vogels die in de jaren zestig van de vorige eeuw uit hun kooien ontsnapten, of vrijgelaten zijn. Ze bleken wonderwel winterbestendig en planten zich sindsdien vrolijk voort. De eerste keer dat deze vogels in mijn tuin landden, was ik diep onder de indruk. Wow! Wat een indrukwekkende verschijning met dat fluorescerend groene verenpak en die knalrode snavel. In de winter zie ik ze dagelijks in de tuin en dan kan ik zo genieten van hun acrobatische toeren. Ze hangen ondersteboven aan de houder met vetbollen, grijpen zich met hun klauwtjes vast aan de spijlen van het korfje-met-vetblok en klauteren als paaldansers omhoog om bij de voersilo te komen. In het voorjaar verdwijnen ze uit beeld. Dat is maar tijdelijk. De paartjes zonderen zich af om elders gezinnen te stichten. Nu zijn ze er weer. En hoe! Een hele gang halsbandparkieten stort zich op de boom vol heerlijke opal-pruimen. Dat is mijn favoriete pruimenras; het vruchtvlees laat zo lekker los van de pit als het fruit rijp is. Maar rijp worden, daar krijgen deze pruimen niet eens de tijd voor. Dan zijn ze al gejat door de halsbandparkieten. Het ergste is dat ze van elke vrucht maar een paar hapjes nemen en dan doorschuiven naar de volgende. Balen voor mij, want nu moet ik naar de markt voor mijn favoriete fruit.
Paspoort
Naam: halsbandparkiet (Psittacula krameri). Uiterlijk: knalgroen, rode snavel en een lange staart. Mannetjes hebben een goed zichtbare ‘halsband’ in de vorm van een zwarte streep die eindigt in een roze band achter op de hals. Het vrouwtje, dat wat kleiner is, heeft geen halsband. Vlucht: luid roepend met snelle vleugelslag in kleine en grote groepen. Lengte: 39-43 cm, de 22-26 cm lange staart meegerekend. Eieren: 4 tot 6 stuks, één legsel per jaar. Menu: blad- en bloesemknoppen, bessen, fruit, noten, pinda’s en vogelpindakaas. Vijand: de slechtvalk, havik en sperwer. CREDITS: LLUSTRATIE MAARTJE VAN DEN NOORT – ZIE @MAARTJEVANDENNOORT | TEKST THEA SEINEN