Binnenkijken in een stadstuin vol voorjaarsbloeiers

Marjolein ter Braak

3 maart 2020

Voorjaarsbloeiers

Het is bepaald geen gangbare tuin die tuin- en landschapsontwerper Carien van Boxtel aanlegde. Tussen de historische muren van haar stadstuin in hartje Zaltbommel creëerde ze haar eigen ‘hortus conclusus’. Het werd een heerlijke proeftuin vol geslaagde experimenten en voorjaarsbloeiers.

Voorjaarsbloeiers

Hoe bijzonder is deze tuin?

“De achtermuur in de tuin maakt deel uit van de middeleeuwse Zalbommelse stadsmuur. Doordat de tuin grenst aan het negentiende-eeuwse Stadswallenpark kijken we uit op mooie, oude bomen. De achtergevel van ons huis is eigenlijk de voorgevel; ooit had de stadsmuur openingen en van daaruit liep je dan naar de woning. Vanuit onze tuin kijk je mooi op de Sint-Maartenskerk.”

Wat heb jij er zelf aan veranderd?

“Zeventien jaar geleden troffen we hier een heel formele tuin met veel buxushaagjes en perkjes en rozen op stam. Hij was tot in de puntjes ontworpen door een van de vorige eigenaren, maar helemaal niet mijn smaak. We kwamen met drie kinderen en een hond van een boerderij met veel ruimte, een boomgaard en veel natuurlijke borders. Het mocht allemaal een stuk informeler en tegelijkertijd wel passend bij de stad. Tuinarchitect Arend Jan van der Horst heeft het masterplan gemaakt. Hij ontwierp lange vormen met paden en gazons. Er zijn kleine niveauverschillen gemaakt, waarmee je een soort oneindigheid creëert. De versmalling in het midden met de berceau zorgt voor een vals perspectief en interessante doorkijkjes. Hierdoor lijkt de tuin veel ruimtelijker dan 500 m.”

Welke elementen zorgen voor structuur?

“De paden, terrassen, muren en het gazon zorgen voor een rustige basis. Net als de oude esdoorns, de honingboom bij het kasje en de fruitbomen in de boomgaard. Op de hoeken van de boomgaard staan steeds twee hagen, evenwijdig aan elkaar. Een idee van Arend Jan. Ze geven begrenzing, maar toch ook openheid. Ik heb achteraf spijt dat ik voor een beukenhaag, Fagussylvatica, heb gekozen en niet voor een haagbeuk, Carpinus betulus, met z’n mooie open winterstructuur. Beukenhaag blijft veel te lang bruin in de lente en dat past niet bij mijn voorjaarsstemming. Belangrijk in deze tuin zijn ook de voorjaarsbloeiende heesters. Er staan bijvoorbeeld prachtige toverhazelaars en magnolia’s. Een favoriet is de Stachyurus praecox, de staartaar. Mijn man zegt altijd: ‘Waarom staat die nou zo midden in de tuin?’ Maar zo’n schitterende heester moet je niet aan de kant zetten, dan komt hij niet tot zijn recht. De honderden bungelende aartjes trekken overigens massa’s vlinders aan. Vorig voorjaar zat er een hele groep gehakkelde aurelia’s op.”

Je favoriete vaste planten?

“Voor het gemak zijn de borders allemaal ingeplant met betrouwbare groene vaste planten. Ze geven ook veel structuur en vormen een mooie basis. Zo staan hier Acanthus mollis ‘Rue Ledan’, Lunaria rediviva, veel varens, nog veel meer helleborus, Brunnera, geranium, mansoor, Persicaria amplexicaulis en Sarcococca. Ontzettend leuk om daartussen met tulpenbollen elk jaar weer andere kleurencombinaties uit te proberen. Een favoriete vaste plant die hier overal zijn gang mag gaan, is de grote wolfsmelk, Euphorbia characias wulfenii. Het is een van de belangrijkste dragers in mijn tuin. Hij is, zeker in milde winters, wintergroen, heeft een prachtige structuur en een heel mooie bloem die altijd samen met de tulpen bloeit. Gelukkig zaait hij zich hier rijkelijk uit, waarschijnlijk omdat het hier zo kalkrijk is met al die muren rondom.”

Hoe kwam je op het idee van die grasvelden vol met bolletjes?

“Mijn man is een stadsjongen en droomde van een grote, grazige weide. Hij vindt het heerlijk om gras te maaien én hij houdt van voetbal, net als onze kinderen. Ik houd juist heel erg van planten, bollen en heesters. Er ontstond zestien jaar geleden dus een gevecht om de vierkante meters. Het voorstel van Arend Jan was om twee gazons aan te leggen, één dicht bij het huis en één achter in de tuin bij de boomgaard. Langzaam heb ik die omgetoverd tot bloembollenweides door steeds meer verwilderingsbolletjes aan te planten. Heel vroege soorten als winterakonietjes en sneeuwklokjes in veel verschillende soorten, maar ook krokussen, sneeuwroem en narcissen. Daar kwamen vanzelf madeliefjes, paardenbloemen en allerlei gekke grasjes bij. En zo ontstond eigenlijk de perfecte harmonie tussen onze wensen. De enige verliezers waren onze kinderen toen ze nog klein waren: ze mochten pas het gras op na het maaien in mei. Dat moment vieren we nog altijd feestelijk met een picknick.” Lees ook: Inspiratie opdoen: voorjaarsbloemen-parade

Waarom juist bollen?

“Zowel mijn ouders als mijn grootouders waren grote bollenliefhebbers. In de schuur hingen in de oude panty’s van mijn moeder tulpenbollen te drogen. Als puber zat ik bollen te pellen in Breezand, waar mijn oom en tante woonden. Ik ging jaarlijks met mijn vader naar de Hortus Bulborum in Limmen. Hij wist dan feilloos de namen van soorten die in de jaren dertig, veertig en vijftig in zijn tuin stonden. Al die ervaringen maken dat ik een emotionele verbondenheid voel met bloembollen.” Voorjaarsbloeiers

Met welke bollen experimenteer je momenteel?

“Ik ben aan het kijken hoe botanische tulpjes het doen in het gazon. Met wisselend succes. Door de droge periodes in het voorjaar lukt het wel steeds beter. Mijn huidige favoriet is de witgrijze Tulipa turkestanica. Een ontzettend makkelijk ding. Er komen wel vier of vijf stengels omhoog met daaraan ook meerdere bloemen. De vroege bloeitijd – maart en april – is een enorme pre in het gazon. Ook de sierlijke inheemse bostulp, Tulipa sylvestris, is heel leuk. Die bloeit geel, daar heb ik wel naartoe moeten groeien. Maar inmiddels vind ik geel prachtig in de tuin. Een derde tulpje waarmee ik experimenteer is de Tulipa clusiana. De cultivar ‘Lady Jane’ in wit met zuurstokroze is favoriet. Massale aanplant zorgt voor een sprookjesachtig resultaat in april. Met honderden tegelijkertijd bloeien ze dan samen met de vroege dichtersnarcis, Narcissus poeticus ‘Actaea’.”

Wanneer maai je de bloemenweides?

“De gouden regel is acht weken na het laatst bloeiende bolgewas. Dat houdt in dat we het voorste gazon in de derde week van mei maaien, na de bloei van de dichtersnarcissen. Het achterste gazon, bij de boomgaard, doen we pas in de zomer, omdat er veel later bloeiende gewassen staan. Bij het maaien maken we eerst een pad in het midden. Heerlijk om daar dan nog een weekje overheen te lopen, tussen het hoge gras door. Daarna gaat alles eraf, liefst met de zeis. Dat vinden mijn man en ik beiden erg leuk om te doen.” Voorjaarsbloeiers Kijk voor meer informatie op Carien en haar tuin op www.carienvanboxtel.com TEKST MIRJAM ENZERINK | FOTOGRAFIE MAAYKE DE RIDDER