Van de stekelige sterretjes van lariksen tot de zwierige naaldenkwasten van de tranenden: Pinetum De Belten in Vorden telt wel 900 naaldbomensoorten. En als het heeft gesneeuwd ben je ineens in een sprookjesbos. Het is bijna jammer om de donzige sneeuwdeken die Pinetum De Belten bedekt op te schudden met onze laarzen. Voorzichtig treden we in de bescheiden sporen van de eerste bezoekers van vanochtend: merels, mezen en mussen. Voetje voor voetje, op advies van beheerder Rhijnvis Feith. Want de lanenstructuur is onzichtbaar geworden onder een twintig centimeter dik pak sneeuw. Het versterkt het gevoel dat we ons hier op een alp in Zwitserland bevinden, in plaats van een stuifduin in de Achterhoek. Sommige takken zijn zo zwaar beladen dat de punten in de besneeuwde bosbodem verdwijnen. Dankzij de vorst zijn de sneeuwmutsjes stevig vastgevroren tussen de naalden. Zo ontstaat een heel nieuwe vormentaal. Een kleine den lijkt wel opgebouwd uit een stapel wit geglazuurde kerststerren. Naaldenkwastjes van een grove den lijken op vogeltjes en spookjes met groene oogjes. De stekelige sterretjes van lariksen steken bijna zwart af tegen de sneeuw. Maar ook de open structuren van dennen, sparren en coniferen worden prachtig wit uitgelijnd.
Tuin op een stuifduin
Zestig jaar geleden kocht de vader van Rhijnvis een wit landhuis tussen Lochem en Vorden. De twee hectare grond, gelegen op een eeuwenoude stuifduin, was arm en droog en vroeg om makkelijke beplanting. “Mijn vader was een verwoed verzamelaar”, vertelt Rhijnvis, naamgenoot en nazaat van de beroemde achttiende-eeuwse schrijver. “Hier stonden in die tijd voornamelijk grove dennen, fijnsparren en douglassparren. Zo kwam hij vermoedelijk op het idee om coniferen te planten op dit klapzand.” Pieter Rutger Feith zette de bomen per familie bij elkaar: taxus bij taxus, den bij den. “Hij was bezeten van het idee zijn verzameling zo compleet mogelijk te maken. Er stonden hier uiteindelijk meer dan 1500 verschillende soorten op 1,8 hectare. Lange tijd was het de grootste particuliere coniferencollectie ter wereld.” En die bomen kwámen ook vanuit de hele wereld. “Mijn vader reisde veel en nam altijd wel zaadjes en stekjes mee. Regelmatig belde de stationschef van Vorden dat er per spoor plantjes waren gearriveerd. Vaak waren het curieuze variëteiten van kwekers aan wie mijn vader carte blanche had gegeven.”
Ingedeeld op hoogte en kleur
Rhijnvis en zijn zussen erfden het pinetum van hun vader. “Een hele verantwoordelijkheid. Onze passie en kennis haalden het niet bij die van onze vader. Maar we konden zijn levenswerk ook niet verloren laten gaan. Gelukkig kunnen we inmiddels rekenen op een groep enthousiaste vrijwilligers.” Om licht en lucht te scheppen in het dichte naaldbomenbos kapten de erfgenamen begin jaren negentig zeker zeshonderd exemplaren. Maar niet voordat het erfelijk materiaal veilig was gesteld. De stekken groeiden op bij verschillende kwekers en vormen nu een schaduwcollectie. “Als een boom is geveld door storm of ziekte, kunnen we putten uit onze eigen aanwas.” Tijdens de renovatie kwamen er paden bij, werden zichtlijnen gecreëerd en rustpunten ingebouwd voor wandelaars. Bomen werden bovendien niet langer per familie aangeplant, maar ingedeeld op hoogte en kleur. “We vonden uiteindelijk het visuele aspect belangrijker dan de juiste indeling. Sommige families waren al zo groot; daar was geen ruimte meer voor nieuwe variëteiten.”
Diversiteit aan kegels en stekels
De ene conifeer is de andere niet, ontdekken we in dit pinetum. Van de aaibare pluimen van de Japanse ceder gaat het naar de venijnige prikkers van jeneverbes en slangenden. Er zijn bomen met rijen minuscule stekels, maar ook toeven met naalden van zes centimeter en langer. Ook de diversiteit aan kegels is kleurrijk. Van de schattige miniappeltjes aan de Thuja occidentalis tot aan paarsblauwe knoeperds van de Picea. Onderweg naar de lievelingsboom van Rhijnvis trekt een heel spectrum aan groentinten voorbij. Van witgevlekte ceders en limoenkleurige levensbomen tot haast zwarte taxusnaalden. Zilvergroen is de Californische cipres, een nog jonge piramidale boom die Rhijnvis voor zijn tachtigste verjaardag kreeg. De variëteit sprong in het oog bij kweker Aad van de Kamer in het nabijgelegen Barchem. Hij doopte hem ‘Feith’s Silver Dust’. Zelf is Rhijnvis kleurenblind, een echte handicap als beheerder van een coniferenmuseum. Maar het heeft ook z’n voordelen. “Ik zie gelukkig de dode takken niet. Dus voor mij staat een boom er altijd mooi bij”, zegt hij lachend. “Dat leidt natuurlijk geregeld tot discussies met mijn vrouw Beate. ‘Doe niet zo pessimistisch’, roep ik dan als zij me op de bruine takken wijst.”
Levend erfgoed
Aan de rand van het pinetum staat een knaap van een tranenden, de Pinus x hunnewellii. Van de kleine duizend bomen op het terrein is deze glanzende blauwe reus de allermooiste voor Rhijnvis. De zwierige treurtakken zijn getooid met naaldenkwastjes. Ze buigen zwaar door onder het gewicht van tienduizenden besneeuwde kegels. “Kijk nou eens wat een overdaad. Dit is toch een charmante verschijning?” Rhijnvis loopt dagelijks een rondje door de tuin. Toch blijft het levende erfgoed hem verwonderen. “Ik geniet van de stilte die je hier nog kunt ervaren. En van mijn eigen verbazing over de kracht van de natuur. We hebben hier sneeuw en ijzel gehad, stormen en kurkdroge zomers; sommige bomen hadden er flink onder te lijden. Maar dan zie je ineens toch weer wat groen verschijnen. Wonderlijk hoe de natuur zich herstelt en uiteindelijk alles weer een geheel wordt.”
Wandelen langs naaldbomen in Pinetum De Belten
Pinetum De Belten is jaarrond geopend tussen zonsopkomst en zonsondergang. De toegang is gratis, maar een gift wordt op prijs gesteld voor onderhoud van het landgoed. Sfeervol is de traditionele midwinterwandeling die op een nog nader te bepalen dag in januari 2022 over het landgoed leidt. Kijk voor meer informatie, ook over de rondleidingen, op pinetumdebelten.nl. CREDITS: TEKST MIRJAM ENZERINK | FOTOGRAFIE TRUI HEINHUIS
Meer winterpracht
- Brabantse prachttuin De Hazelhof onder een dekentje van sneeuw
- Speuren naar sporen van hert, sneeuwhaas en meer – in de Oostenrijkse bergen
- Aan het einde van de winter komen in de Walburg Tuinen zeeën van krokussen, sneeuwklokjes en helleborussen tot bloei, tegen een vurig decor van de rood bloeiende toverhazelaar. Seasons bewonderde de sprookjesachtige tuinen en is fan van deze 6 winterbloeiers.