Als kweker richt Jan Spruyt zich al bijna 45 jaar op sterke, vaste en dus duurzame planten. Ook in zijn eigen tuin is duurzaamheid de rode draad. De verschillende tuinsferen die hij creëerde zijn werelden op zich. Van weelderige ‘woodlands’ tot droge ‘prairies’. En dat alles op lastige kleigrond…
Lastige basis voor een tuin
‘De Klauë’ wordt de streek rond het Belgische Lebbeke wel genoemd. Vlaams dialect voor ‘De Klei’. Het verwijst naar de enorme kleilaag die hier op anderhalve meter diepte in de bodem zit. Na hevige regenval in de winter is de leemhoudende zandgrond kletsnat. De zomers daarentegen zijn vaak kurkdroog, omdat er geen opstijgend vocht is. Geen makkelijke basis voor een tuin. Jan Spruyt, grondlegger van kwekerij vasteplant.be, wist er wel raad mee. Ruim twintig jaar geleden kocht hij hier samen met zijn vrouw Anne zesduizend vierkante meter bouwgrond. Op tachtig centimeter diepte bracht hij een drainagesysteem aan. Het overtollige water wordt nu bovengronds weggepompt richting een opvangbassin. “Dat murmelt zo gezellig langs ons terras. Alsof er een natuurlijk beekje stroomt.” Bij droogte kan Jan zijn tuin dankzij een andere pomp beregenen met het grondwater.
Tuinkamers
Jans broer Guido, tuinarchitect, ontdekte twee natuurlijke niveauverschillen op de kavel van elk zestig centimeter. Zo had de tuin al een soort natuurlijke indeling. De tuinkamers die hij hier inkleurde, werden wereldjes op zich. “Op de kwekerij heb ik veel planten. Hier wilde ik ook véél”, zegt Jan lachend. “Mijn wensenlijstje was dus lang. Veel water, een amfibieëntuin en een prairietuin. Maar ook hagen, een moestuin en een serre voor de vorstgevoelige planten.” Rondom het landelijke pastoriehuis is de sfeer nog tuinachtig met borders en terrassen. Daarna wordt het karakter geleidelijk steeds wilder. Zoals in de ‘woodlands’, een heerlijke bosachtige sfeer met kruip-door-sluip-doorpaadjes langs pruimenbomen en hoge etagebloemen van Phlomis Samia.
IJsvogel-koppeltje
Imposant zijn ook de waterpartijen. Vanaf het huis vertrekt een kanaal van maar liefst tachtig meter lang. De oevers zijn opgehoogd met de afgegraven leemgrond en klei en fraai beschoeid met hardhout. Elzen, varens en manshoge gunnera’s zorgen hier voor een frisgroene, lommerrijke sfeer. Aan het einde, na een haakse bocht, loopt het kanaal over in een veertig meter lange amfibieënvijver. Tot groot plezier van Jan spot hij in het ondiepe water regelmatig salamanders, kikkers en padden. “Water leeft! Bij elke stap die je zet, zie je beweging. Zelfs een koppeltje ijsvogeltjes komt hier vissen. En de reiger neemt elke dag zijn portie. Dat mag. Want de populatie inheemse vissen als blankvoorns, baarsjes en zeelten groeit zo hard dat hij het niet kan bijhouden.”
Planten uitgooien
Net als de woodlands is de prairietuin een tuinconcept dat Jan voor zijn kwekerij bedacht. De stijl komt in zijn tuin in drievoud terug. Aan het inplanten van de borders kwam geen plan te pas. “Ik heb de planten gewoon uitgegooid”, zegt Jan lachend. “Of rood nu naast geel staat of blauw is voor mij niet belangrijk. Wel of een soort dominant is. Monarda zet ik bijvoorbeeld bewust in een groep om te voorkomen dat hij de hele tuin overneemt. Ook planten die de tijd nodig hebben groepeer ik. Zoals Ruellia humilis, de prairiepetunia. Een heel sterke plant, de eik van de border zeg ik weleens. Maar hij komt traag op gang. In een groep kunnen ze samen sterk zijn.” Bij het aanplanten voorkomt Jan zo veel mogelijk ‘grote vlekken’ in de border. Liever ziet hij een natuurlijke, speelse afwisseling van tientallen soorten. “Als je werkt met grote groepen is dat prachtig tijdens de bloei. Maar daarna houd je een grote bruine vlek over. Dat vind ik lelijk. Wanneer je planten verspreidt, kan één zo’n bruin vlekje niet op tegen alle mooie kleuren.”
Nadruk op drachtplanten
Jan selecteerde voor de prairieborders laatbloeiers uit de Amerikaanse Midwest. Niet alleen vanwege hun schoonheid en taaie karakter. Het zijn bijna allemaal drachtplanten, een belangrijk criterium voor de ex-imker. “In de nazomer, als de meeste van onze inheemse planten en struiken zijn uitgebloeid, hebben deze planten juist volop voedsel voor hongerige bijen, hommels en vlinders.” Tussen rode zonnehoedjes, herfstanemonen en kogeldistels wortelt een enkele inheemse plant. Zoals wilde marjolein, een favoriet. “Dat is zo’n goede drachtplant. Die moest ik hebben. Dat hij zich uitzaait en met rizomen (wortelstokken) erg uitbreidt, neem ik op de koop toe.”
Dikke laag lavasteentjes
Het geheim van de weelderige prairietuin zit hier letterlijk in de grond. Jan dekte de aarde af met een zeven centimeter dikke laag lavasteentjes; de perfecte habitat voor droogteminnende planten. “De afdeklaag isoleert de wortels in de winter en voorkomt dat de bodem verdicht. Ook onkruid heeft dan weinig kans. Dat scheelt enorm in onderhoud.” Opvallend genoeg is het karakter van de drie prairietuinen al tien jaar stabiel. “Pendelplanten als Gaura en Verbena bonariensis nemen lege plaatsen op een natuurlijke manier in. Alleen als er een open plek blijft, plant ik iets nieuws. Maar we moeten af van het idee dat we onze planten elke drie jaar moeten uitgraven, scheuren, bemesten en terugplanten. Wie gaat dat nog doen? Op de kwekerij gaan we voor duurzaamheid. Een plant moet tien tot twintig jaar staan. Vandaar onze focus op sterke planten.” Met uitzondering van de moestuin krijgt geen enkele border extra voeding. Want ‘mesten is storen’ is het credo. Het leidde tot een opvallende ontdekking. “De Aster ‘Crimson Brocade’, een populaire robijnrode aster, staat bekend om zijn meeldauwgevoeligheid. Hier heeft hij nog nooit meeldauw gehad. Mijn verklaring is dat de blaadjes hier niet alleen veel kleiner, maar ook steviger zijn, waardoor de sporen niet kunnen kiemen. Ook soorten als Monarda en Phlox hebben hier geen last. Niet bemesten dus! Dat gebeurt in de natuur ook niet.” Kweker Jan Spruyt In 1976 startte Jan samen met zijn vrouw Anne kwekerij Spruyt-Van der Jeugd. Het was de eerste gespecialiseerde vasteplantenkwekerij van België. Het assortiment breidde zich in de loop der jaren enorm uit: van enkel rotsplanten naar zo’n drieduizend verschillende soorten borderplanten. In 1987 werden ze hofleverancier. Jan: “Ik kan wel zeggen dat de kwekerij mijn levenswerk is. In het begin was het zeker niet makkelijk. Alle plantjes stekten en scheurden we van veelal gekregen moederplanten. Een langzaam proces. Maar ik wilde soortechte planten leveren. Die garantie heb je nooit als je zaait.” Oudste zoon Nik nam vijf jaar geleden het roer over. Ook zonen Bart en Jelle werken in het bedrijf. Sindsdien spendeert Jan zeker dertig uur per week in zijn eigen tuin. Op de kwekerij doet hij nog graag selectiewerk. Zijn initialen JS groeiden uit tot een gewaardeerd keurmerk voor nieuwe, sterke cultivars. Kijk op de website voor actuele informatie over openingstijden van de kwekerij: www.vasteplant.be. Online planten bestellen kan ook. Lees ook: Schaduwplanten, zo mooi zijn ze! 3 vragen aan de kweker TEKST MIRJAM ENZERINK FOTOGRAFIE BIEKE CLAESSENS