Gevaarlijke capriolen voor een bijzondere vondst neemt hij voor lief. Want die volle vitrinekast en veertig weckpotten door het huis moeten worden aangevuld. De fascinatie van Paul Böhre voor bijzondere natuurvondsten kent nauwelijks grenzen. Want verzamelen is het allerbelangrijkste. Naam: Paul Böhre Woont: in Schoorl Werkt: als redacteur bij Roots Verzamelt natuurvondsten
Hoe is het begonnen?
“Aan school had ik een pesthekel, dus zodra ik vrij was ging ik door het park banjeren. Toen ik zeven jaar was deed ik mijn eerste vondst. Ik zocht naar een lijsternest en ineens vond ik een prachtig schedeltje van een kauw. Toen ontvlamde er iets in mij. En dat iets werd met de jaren groter. Je slaat steil achterover als je voor het eerst een libellevleugel van dichtbij ziet. Of de unieke rondjes op een veer van de bonte specht. Een herfstblad dat door slakken is bewerkt wordt heel fijnmazig, dat is bijna kunst. Je krijgt steeds meer oog voor detail.”
Topstuk?
“Een waanzinnig mooi gewei van een ree. Tijdens een wandeling met vrienden in Duitsland zag ik dat ineens toen ik het struikgewas in liep om te plassen. Dat overkomt je maar een keer in je leven.”
Waar bewaar je alles?
“De nieuwste vondsten gaan in een vitrinekast, de rest in een van de veertig weckpotten die door het huis staan of in koffers in de garage.”
Wat vergeet je nooit meer?
“In de Pyreneeën is een specifieke rots waarop gieren slapen. Die beklom ik met twee vrienden omdat ik heel graag een gierenveer wilde. Gewoon op onze gymschoenen, zonder uitrusting. Omhoog ging prima, en er lagen honderden veren, dus ik was ongelofelijk blij. Maar de afdaling was een ander verhaal. Bergop waren we over een afgrond gestapt van 150 meter, en nu moesten we diezelfde stap, maar dan bergafwaarts maken. Er vielen enorme stenen naar beneden; het was echt levensgevaarlijk.”
Wat vindt je partner van je verzamelwoede?
“Mijn vrouw zoekt vaak mee, vooral op het strand hebben we een gezamenlijke hobby: schelpen en stenen verzamelen. Maar soms wil ze gewoon wandelen, en wordt ze ongeduldig als ik achter blijf omdat ik iets zie. Ze remt mij ook af als het nodig is. Ik zag eens een stervend damhert. Toen dacht ik: ik blijf erbij tot hij dood is, want dan kan ik zijn gewei meenemen. Ik heb namelijk altijd een zaagje bij me. Toen zei mijn vrouw: ‘Nu ga je te ver, dit kun je niet maken.’” Lees ook: Natuurkroniek van een boswachter: ‘mijn gazon is nu een waar dassen-restaurant’ TEKST: MARJOLEIN TER BRAAK | FOTOGRAFIE ERNIE ENKELAAR | STYLING ESTHER DE MUNNIK