Tuinier en voedselbosbouwer Madelon Oostwoud: ‘Een betere wereld begint in je eigen achtertuin’ 

Marjolein ter Braak

29 april 2020

Madelon Oostwoud

Bijna alles uit het kleine Amsterdamse binnenstadstuintje van Madelon Oostwoud (59) eindigt op tafel. Haar tuin is een eetbare siertuin, met vaste groenten, een fruitboom en veel kruiden. Om haar kennis en haar oogsten met anderen te kunnen delen kocht ze een hectare verwaarloosde wildernis aan de rand van het Markermeer waar ze nu een voedselbos inricht – een project van ‘samen doen’ en ‘samen delen’. Madelon schreef de succesvolle boeken ‘Een kleine eetbare tuin’ en ‘Voedselbos’. Twee jaar geleden schreef ze de rubriek ‘Permacultuur’ voor Seasons. Madelon Oostwoud

Inspiratie

“Zo gaat het niet goed in de wereld, realiseerde ik me bij het lezen van de berichten over klimaatverandering, glyfosaat in het grondwater en de vervuiling van onze planeet. Ik heb geen politieke aspiraties, maar ik voelde wel de behoefte om zelf een verschil te maken. En begint een betere wereld niet in je eigen achtertuin? In 2014 deed ik de opleiding permacultuur en schreef ik het boek ‘Een kleine eetbare tuin’. Sindsdien laat ik me alleen nog door positieve ontwikkelingen inspireren. Er zijn zo veel mensen die op een verstandige manier het roer omgooien, dat geeft me heel veel energie. Toen mijn oud-docent Taco Blom van de opleiding permacultuur vroeg of ik een toegankelijk boek over voedselbossen wilde schrijven dacht ik: de theorie opschrijven, zodat die voor iedereen bereikbaar is, is één ding, maar dan wil ik het zelf ook in praktijk brengen.”

Herinnering

“Als kind was ik altijd buiten, met mijn vriendinnetje Ingeborg struinen door het bos van Lage Vuursche. Hutten bouwen, pad- denstoelen zoeken, soepje brouwen… En bomen redden. Althans, dat dachten we. Ik weet nog die keer dat de ondergroei in het bos gerooid was. Allemaal jonge boompjes van nog géén meter lang lagen tussen de bomen. Ingeborg en ik gingen kuiltjes graven en zetten ze weer in de grond. En ik heb heel sterke herinneringen aan de naaldbomen die bij windkracht 9 waren omgegaan. Ze waren zo onnatuurlijk in rijtjes geplant, dat ze elkaar omvergegooid hadden. Als dominostenen lagen ze op elkaar. Ze leefden nog, het hars sijpelde eruit. We vonden dat zó zielig. Toen ik een jaar of zes was wilde ik graag lathyrus. Een mevrouw in de buurt had die, ik vond de bloemen zó mooi en heerlijk ruiken. Ik knutselde een rekje met touwtjes in onze tuin en ging eindeloos met zaadjes in de weer. Het werd niks. Ik was niet goed in het opkweken uit zaadjes.”

Experimenten

“Ik ben nog steeds niet goed in plantjes uit zaadjes. Ik heb er het geduld én de tuin niet voor. Onze stadstuin heeft ’s zomers maar vier uur zon per dag. Voor eenjarigen is dat niet genoeg, maar voor vaste planten is het prima. Toen we dertig jaar geleden in dit huis kwamen wonen, kregen we allerlei planten cadeau. Azalea, forsythia en rododendron enzo, van die planten die twee weken een explosie van kleur geven en daarna niets meer. Ik merkte wel dat alles ontzettend goed groeide en heel groot werd; er viel niet tegenop te snoeien. Een vriend tipte me om vaste eetbare planten neer te zetten. Die houd je vanzelf in toom doordat je ze knipt om te gebruiken. Het was de beste tip die ik ooit kreeg. Ze zijn niet alleen lekker, ze zien er ook mooi uit. Een eetbare siertuin is echt binnen ieders bereik. Gewoon maar beginnen, proberen en kijken wat aanslaat. Ik heb nu zo’n zestig eetbare planten, kleine struiken, een fruitboompje en een amandelboompje in mijn tuin. Van daslook, dat in januari al prachtige witte bloempjes geeft, tot kiwibes en moerbei. De blauweregen is de enige niet-eetbare die er nog staat. Hij mag blijven, hij is tien meter hoog en bloeit prachtig in het voorjaar, soms de hele maand mei.” Lees ook: Hemelsblauwe bloeier: de blauwe papaver

Voedselbos

En nu ben ik, sinds tweeënhalf jaar, een voedselbos aan het bouwen op één hectare grond bij Schellinkhout in Noord-Holland, lekker beschut achter de dijk. De kruiwagen en de gereedschappen heb ik onder de struiken gezet, en als ik geen planten hoef mee te nemen, ga ik er met de trein en de fiets naartoe. Toen ik het kocht was het een ontoegankelijk rommelbos met veel te veel brandnetels en bramen. Maar er stond ook een sering, walnoot, wilde kers, vlier, peer en een prachtige roos. Ik bouw voort op wat er al staat en zet er allerlei soorten bij. Hier en daar haal ik vlier weg, en bamboe. Dat gaat naar vijf Europese dierentuinen, voor de panda’s. Het is een enorme klus. Ik stop al mijn tijd en geld in de grond en heb nu een kwart op orde. Zo’n project móet je wel samen met anderen doen. Mijn man Roeland, onze zoons en vrienden helpen me vaak. Voor mijn verjaardag heb ik geen cadeautjes gevraagd, maar takken. Eén tak als symbool voor één dag helpen in het bos. En gelukkig kreeg ik een flinke bos takken! Als we zo met elkaar in het bos bezig zijn, overvalt mij een groot gevoel van geluk. Ik heb er buizerds gezien en uilen, en er woont een vos. Het is er stil, groen en veelbelovend. Dit gaat zo mooi worden.” Madelon Oostwoud

Balans

“Het begrip voedselbos leidt nog weleens tot misverstanden. Ik begrijp dat wel, het is nog tamelijk onbekend. Maar het is geen kwestie van ‘survivallen’, hè, dat je uit de natuur moet eten om te overleven. Soorten in een voedselbos zijn bewust gekozen. Niet de wilde kastanje, Châtaigne, die vaak een beetje melig is, maar de Marron, die echt lekker is. Niet zomaar een wilde kers, die zuur kan zijn, maar een zoete. De basis van alles wat ik in het bos doe is dat ik met de natuur mééwerk in plaats van ertegen. Ik ben gegrepen door de principes van permacultuur: hoe je in je ontwerp optimaal gebruikmaakt van zon, water en wind, dat je het bodemleven met rust laat, en dat je niets onnatuurlijks zoals chemische middelen of kunstmest toevoegt. De natuur heeft een oneindig herstellend vermogen. Het blad dat valt, een tak die afbreekt… in het voedselbos blijft het gewoon liggen en verteert. In de tuin laat je beter ook al het groen dat er valt, liggen, of je composteert het eerst. Daarmee voedt de grond zich weer, met behulp van het bodemleven. Van Marc Siepman, die bekend werd met de uitspraak ‘Alle kleine beestjes helpen’ leerde ik dat de mensheid meer weet over de sterren en het heelal dan over de bodem onder onze voeten. Dat is won- derlijk als je nagaat hoeveel leven er in de bodem zit. Ik kan lyrisch worden van de kruimelstructuur van een handvol aarde. Dat krijg je niet door te schoffelen en al helemaal niet met kunstmest. Dat krijg je alleen als je de natuur haar werk laat doen: gisten, schimmels en (goede) bacteriën, maar ook kruipertjes en composteerdertjes als pissebedden, wormpjes en aaltjes. Ik vind het prachtig om te zien hoe in mijn voedselbos steeds meer groeit en opbrengst geeft en ik steeds meer dieren zie. Je vóelt dat alles er met elkaar in balans is.” Kijk op www.schellinkwoud.nl voor Madelons boeken, lezingen, workshops en foto’s van het bos bij Schellinkhout. INTERVIEW: ANNEMARIE BERGFELD | FOTOGRAFIE: LODE GREVEN